“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
Dieven en ander tuig  Batoe Radja 2 december 1948
A-  A+

Gabriël Café

Eergisteren kregen wij, de vier nieuwbakken chauffeurs, ons militair rijbewijs. Luitenant Olij vond het nodig en gepast om ons daarbij vermanende woorden toe te spreken. "Rij voorzichtig, jullie hebben nu wel je rijbewijs, maar je moet het vak nog leren en denk er om, houd goed links". Inderdaad, een Hollandse kolonie met links verkeer, wie had dat bedacht. Waarschijnlijk nog een overblijfsel uit de tijd van de Engelse bezetting? In het begin van de19e eeuw was ons land bezet door de troepen van Napoleon. Wij hadden in die tijd ons Insulinde, onze gordel van smaragd, even niet onder controle. De Engelse onverlaten zagen hun kans schoon en pikten Oost-en West Indië van ons af. Toen de Tommies enkele jaren later hun biezen pakte, bleven wij met een hoop ellende zitten, onder meer met links verkeer.

Mijn eerste rijopdracht was: 'water rijden'. De watertankwagen stond defect in de garage, daarom kreeg ik een oude afgeragde Weapon Carrier mee. In de laadbak stonden zes benzinevaten waarvan aan één kant het deksel was afgezaagd. Ook lagen er een paar gedeukte kaakjesblikken in. Met deze blikken moest je bij de kali de vaten vol rivierwater scheppen. Luitenant Olij verwachtte kennelijk van mij dat ik in één ochtend alle mandiekamers en keukens van water zou voorzien. Dit nu leek mij een hopeloze taak. Ik was wel apetrots dat ik nu eindelijk zelf een truck meekreeg, maar toch vroeg ik voorzichtig aan onze MTOO, sergeant Kraakman, of ik deze zware taak in m'n eentje moest uitvoeren. " Welnee Café, je neemt gewoon een paar gevangenen mee". De sergeant lag dubbel om zijn eigen woordspeling.

 

Ik kon hem wel voor zijn bek slaan. Maar heel laf lachte ik zoetzuur mee, ik wilde zo verdomd graag chauffeur worden. "Oh ja Café, neem ook een wapen mee". Nu hinnikte de sergeant als een paard, hij kwam niet meer bij. Van Willy Kersten, de angstige zoon van een rijke Brabantse aannemer, mocht ik een pistool lenen. Willy had dit wapen, een F.N. uit België, van zijn vader meegekregen. Ik stak het wapen tussen mijn buik en m'n canvas koppelriem. Het magazijn met twaalf patronen had ik in m'n zak gestoken. FN's zijn niet zo betrouwbaar en stel je voor dat hij af zou gaan, en dat zo dicht bij de edele delen. Bij de poort van de federale gevangenis aangekomen werd ik tegengehouden door twee kordate inheemse politieagenten. Zij waren wel een kop kleiner dan ik maar met hun Hembrugkarabijnen oogden zij heel krijgshaftig. Vier gevangenen kreeg ik mee, dat had Kraakman al geregeld. Toch nog iets goeds van deze man.

De vier gevangenen waren langgestrafte criminelen. Het waren dieven, moordenaars en verkrachters, of een combinatie ervan. Lekkere jongens deze uitzendkrachten. Alleen, ik zelf voelde me niet echt lekker. Het water rijden verliep echter boven verwachting en gelukkig kon ik hun onderlinge conversatie goed volgen. De gevangenen waren gemoedelijk en werkten zich in het zweet. Zij genoten blijkbaar van hun uitstapje en met sigaretten en koffie hield ik ze zoet. Na afloop, terug bij de gevangenispoort, vroeg het viertal of zij morgen alstublieft weer mochten water scheppen. Zij hadden zich de gehele ochtend zo senang gevoeld.