“Het kind uit de dessa” - Soldaat G. Caf�

Verhalen
Goede vrijdag  Rausan 15 april 1949
A-  A+

Gabriël Café

Door het buitengewoon lekkere eten en de abnormaal goede sfeer bij de 1e compagnie in Rasuan ben ik weer in topvorm en kan ik weer leeuwen en beren aan. Na een detachering van twee maanden bij luitenant Hendriks en zijn club word ik overgeplaatst naar de 4e compagnie in Pulau Panggung, slechts 180 kilometer van hier. Men heeft daar een chauffeur nodig en mijn nieuwe baas wordt majoor L.S.Smid. Ik moet wel even via Baturadja een truck ophalen. Met pijn neem ik afscheid van m'n nieuwe vrienden en vooral van luitenant Hendriks, een prachtige officier. Van Gerrit den Otter, de fouragemeester, krijg ik een lift tot Martapura, hij moest toch naar de passar. Ik mag naast hem in de cabine meerijden. In de laadbak van de 3/4 tonner, tussen kisten en zakken, hebben zich een Brenschutter en een jongen met een Stengun genesteld. Mij kan niets meer gebeuren.

In Marta Pura aangekomen ontmoet ik jongens van de Ondersteuningscompagnie en van hen hoor ik dat het al een paar dagen compleet oorlog is in Sugih Waras en omgeving. Luitenant Snoek en zijn jongens van de 3e compagnie leveren dagelijks gevechten met de bende van Simandjuntak. De jongens zijn door hinderlagen en slopende patrouilles oververmoeid geraakt en worden nu afgelost door het 3e peloton van de 4e compagnie. Luitenant Dormolen, een krijgslustige bruut, is nu de nieuwe detachementcommandant van Sugih Waras.

 

Korporaal Piet de Graaf, super macho en avonturier, patrouilleert al enige dagen met zijn P.A.G. trekker tussen Pulau Pangung en SugihWaras. Hij wordt hierbij geholpen door Sergeant Korpershoek en zijn sluipschutters. De sergeant is een scherpschutter en een meester op het Vickersmitrailleur die op de P.A.G. trekker is gemonteerd.

Sugih Waras! Dat is de kampong waar ik ooit zeven dagen in een cel gevangen zat en waar ik straks met m'n wagen langs moet om in Pulau Pangung te kunnen komen! Zeven weken geleden zijn op deze dodenweg acht van onze jongens afgeslacht!

Ik word lichtelijk nerveus, hier ben ik niet blij mee, en met tegenzin slenter ik naar het station. Bij de Arabische tokohouder in het mooie witgekalkte spoorwegstationnetje van Marta Pura wacht ik lijdzaam op de stoomtrein naar Baturadja. Intussen verdrink ik m'n laatste roepia's met eindeloos lekkere kopi soesoe, koffie met melk.